Componist van de Maand: |
In de maand maart hoort u in het programma Componist van de Maand werken van Rameau op de Concertzender voorbijkomen.De Franse componist Jean-Philippe Rameau werd op 25 september 1683 als zevende van elf kinderen in Dijon geboren. Zijn vader Jean Rameau was organist van verschillende kerken in Dijon en zijn moeder Claudine de Martinécourt was van lage adel. Zijn eerste muzieklessen ontving hij van zijn vader. Vanwege slechte cijfers moest Rameau het jezuïetencollege waar hij naar school ging, verlaten. Met achttien jaar vertrok hij op een Italiëreis, maar hij kwam niet verder dan Milaan. In 1702 werd Rameau organist van de kathedraal van Avignon en in Clermont-Ferrand. In 1706 vertrok hij naar Parijs, waar hij met Louis Marchand samenwerkte. In Parijs publiceerde hij zijn Pièces de clavecin dat een helder inzicht geeft in zijn opvattingen over muziek voor toetsinstrumenten. Tot 1709 was hij organist van verschillende kerken in Parijs en in dat jaar volgde hij zijn vader op in Dijon. Tot 1722 was hij organist in verschillende steden zoals Lyon en Clermont-Ferrand. In deze periode componeerde Rameau het grootste deel van zijn wereldlijke en geestelijke koormuziek, waaronder de grand motets ter gelegenheid van de Vrede van Utrecht in 1713. In 1722 vestigde Rameau zich definitief in Parijs en publiceerde hij de Traité de l’harmonie réduite à ses principes naturels. Dit belangrijke en invloedrijke werk voor de muziektheorie maakte Rameau in één klap beroemd. In 1726 publiceerde hij het aanvullende Nouveau Système de musique theorique waarmee hij de basis legde voor de moderne muziektheorie voor akkoord- en harmonieleer. Hij bepaalde met l’accord tonique de tonica voor de drieklank die de basis van de klassieke muziek is geworden. Op 25 februari 1726 trouwde hij met de 23 jaar jongere Marie-Louise Mangot, dochter van een ballerina en een ‘symphoniste du roi’. Ze was een goede zangeres en zong in opera’s van haar man. Zij kregen twee zonen en twee dochters. De première van de opera Hippolyte et Aricie in 1733 vormde een keerpunt in Rameau’s leven. Het lukte hem om enerzijds de vorm van de ‘Tragédie en musique’ van Jean-Baptiste Lully te volgen, en anderzijds de focus van het handeling dragende recitatief naar de uitwerking van vocale solopartijen, ensembles en instrumentele taferelen te verschuiven. Hij leerde Alexandre Le Riche de la Pouplinière kennen die zijn mecenas werd. Tot 1760 publiceerde Rameau nog vijf muziektheoretische werken, waarin hij de harmonische betrekkingen in de opbouw van het boventoonscala ontwikkelde. In de zogenoemde buffonistenstrijd tussen 1752 tot 1754 ontstond een grote breuk in Rameau’s operacarrière. Zijn grootste tegenstrever was Jean-Jacques Rousseau die in zijn Lettre sur la musique française korte metten maakte met de Franse muziek. Le Riche de la Pouplinière koos de zijde van Rousseau en liet Rameau vallen. De laatste jaren van zijn leven werkte hij samen met de danstheoreticus en librettist Louis de Cahusac. Rameau was in de eerste plaats operacomponist en schreef ongeveer 35 werken voor toneel. Zijn balletten werden enthousiast ontvangen. Op 12 september 1764 stierf hij in Parijs. Componist van de Maand: Jean-Philippe Rameau:
|